De eerste bevoegdheid van de strafuitvoeringsrechter: de voorlopige invrijheidstelling om medische redenen

auteur K. Van Driessche
tijdschrift Panopticon (ISSN: 771-1409)
jaargang Jaargang | Volume 36
aflevering Issue 2. March / April 2015
onderdeel Rubriektekst | Editorial note
  Penologie en Victimologie / Penology and Victimology
publicatie datum 25 maart 2015
taal Dutch
pagina 127
samenvatting

Tot voor kort werd de voorlopige invrijheidstelling van veroordeelden om medische redenen toegekend door de minister van Justitie op basis van artikel 97 van het algemeen reglement. De wet externe rechtspositie van 2006 (WERV), die de strafuitvoeringsmodaliteiten bepaalt die veroordeelden toelaten de gevangenis te verlaten vooraleer ze hun strafeinde bereikt hebben, kende deze bevoegdheid toe aan de strafuitvoeringsrechter, doch de artikelen 72 tot 80 die deze modaliteit regelen waren nog niet in werking getreden. De invrijheidstelling om medische redenen van een gedetineerde, waarover regelmatig bericht wordt in de pers, door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Luik op eenzijdig verzoekschrift heeft één en ander in een stroomversnelling gebracht. Sinds 12 januari 20153 is de strafuitvoeringsrechter, zijnde de voorzitter van de strafuitvoeringsrechtbank, bevoegd geworden om een voorlopige invrijheidstelling om medische redenen toe te kennen aan veroordeelden, ongeacht of het gaat om veroordeelden met een straftotaal boven of onder de drie jaar.
In deze bijdrage wordt stil gestaan bij deze nieuwe bevoegdheid van de strafuitvoeringsrechter.

Open Access  bekijk het artikel als PDF