Over kattenkwaad en jeugdcriminaliteit van twaalfminners in grootstedelijke context

Rapportering van de eerste beschrijvende en verkennende resultaten

authors Nele Schils
  Lieven Pauwels
journal Panopticon Libri (ISSN: )
volume 2014
issue Criminografische ontwikkelingen III: van (victim)survey tot penitentiaire statistiek
section Artikelen
date of publication Oct. 27, 2014
language Dutch
pagina 11
keywords twaalfminners, Kindercriminaliteit, regelovertredend gedrag, zelfrapportage
abstract

In vergelijking met adolescenten is er relatief weinig geweten over regelovertredend gedrag, criminaliteit en politiecontacten van twaalfminners. Tegelijkertijd zien we dat hardnekkig probleemgedrag op jonge leeftijd een sterke risicofactor vormt voor de ontwikkeling van criminele carrières. In dat opzicht is het van belang om ook regelovertreding van jonge kinderen in kaart te brengen. Hoewel er in Vlaanderen wel al onderzoek werd gedaan naar de prevalentie van jeugdcriminaliteit is dit voor kindercriminaliteit nog niet het geval. Deze studie vult dit kennishiaat op door 1) de prevalentie van regelovertredend gedrag van kinderen uit het vijfde en zesde leerjaar na te gaan, 2) te kijken of er verschillen in prevalentie zijn voor jongens en meisjes en allochtone en autochtone kinderen, 3) de samenhang tussen regelovertredend gedrag en veel besproken risicofactoren na te gaan en 4) na te gaan of er sprake is van een interactie tussen sociale omgeving en moraliteit in de verklaring van regelovertreding. Deze vragen werden beantwoord aan de hand van een zelfrapportagestudie bij kinderen in het vijfde en zesde leerjaar van Gentse basisscholen. Achttien (18) scholen namen deel aan het onderzoek en 815 kinderen werden bevraagd. Resultaten tonen aan dat jongens meer delicten plegen dan meisjes en dat allochtone kinderen meer delicten plegen dan autochtone kinderen. Bij de verklaring van regelovertredend gedrag moet er rekening gehouden worden met een aantal beschermende factoren (gehechtheid aan ouders, ouderlijke controle, studiebetrokkenheid, waarden en normen, schaamte en schuld) en een aantal risicofactoren (peer delinquency en ouderlijke ongehoorzaamheid). Voor jongens en meisjes is er nauwelijks verschil tussen de samenhang van deze factoren en regelovertredend gedrag, wat suggereert dat het
genderdebat vanuit verklarend standpunt weinig zin heeft. Ten slotte moet er voor elke groep rekening gehouden worden met de interactie tussen individu en omgeving.