abstract |
De geschiedenis van het Belgische politiebestel wordt gekenmerkt door een opvallende nadruk op de gemeentelijke autonomie. Het blijkt evenwel dat dit dunne vernis er even snel afgehaald werd in het verleden, als erop gezet. Tot vóór de hervorming van 1998 van het bestel vertaalde de gemeentelijke autonomie zich in relatie tot de politie in een patchwork van kleine korpsen op 589 gemeentelijke terriroria. Het is markant dat doorheen de geschiedenis burgemeesters steeds erg hebben gehecht aan ‘hun’ gemeentelijke politie. De één-op-één relatie tussen deze korpsen en de gemeenten werd voor de meerderheid van de korpsen doorbroken bij de invoering van de nieuwe lokale politiezones ter gelegenheid van de hervorming, in eerste instantie dan in méérgemeente zones. We tellen vandaag 195 zones en 589 gemeenten en er gaan stemmen op die pleiten ten voordele van de her- of opschaling van de zones. In de meeste (zoniet alle) gevallen wordt gepleit voor grotere zones. Dat betekent minder zones, bij behoud van een gelijk aantal gemeenten, en dus onvermijdelijk het verder doorknippen van de navelstreng tussen burgemeester en ‘zijn’ korps. Deze discussie wordt evenwel al te snel en vaak gereduceerd tot een louter technische aangelegenheid, zonder een goed begrip van de betekenis van de gemeentelijke autonomie voor de politie vanuit een historisch perspectief. Dat is de reden waarom deze bijdrage in dit Cahier terugkeert naar de wortels ervan en de evolutie schetst ter zake, vóórdat de hervorming in 1998 een feit werd. Een stuk politieke geschiedenis dus, die veel te frequent vergeten wordt en verpakt in een politie-intern discours. |