abstract |
Een patiënte die pijn in de nek, met uitstraling en gevoelsstoornissen in de linkerpink en –ringvinger ondervond, liet door een neuroloog een electromyografie (EMG) uitvoeren, waaruit bleek dat een zenuw gekneld zat. Daarop werd ze doorverwezen naar een neurochirurg. Die deed haar het voorstel een latero (zijdelings) cervicale myelografie ( een röntgenonderzoek van het bovenste deel van het wervelkanaal) uit te voeren. Hij deelde haar mee dat ze voor dit onderzoek een prik in de hals zou krijgen, dat ze niet mocht praten en dat ze twee à drie dagen opgenomen zou blijven. Op 19 november 1998 werd het onderzoek uitgevoerd. Een radioloog spoot contraststof hoog in de nek van de patiënte. Daarbij werd haar ruggenmerg aangeprikt en gekwetst en werd er contraststof ingespoten. Onmiddellijk voelde zij een ‘ontploffing’ in de rechterkant van haar hoofd en maakte ze een kloppende beweging met de voet. Nadat de naald was teruggetrokken, ging de radioloog over tot de myelografie. De dag nadien mocht zij het ziekenhuis verlaten. De dag daarop werd zij via de spoeddienst opnieuw opgenomen wegens helse pijn. Door middel van een MRI scan werd een bloeding in het ruggenmerg vastgesteld. Sedertdien ondervindt de patiënte voortdurend hevige gevoelsstoornissen en stekende en uitstralendepijn in nek, hoofd en arm en kan zij haar beroep als lerares niet meer uitoefenen. |