In veel analyses van politieleiderschap – ook elders in dit cahier – verkennen experts de kenmerken, effecten en ontwikkeling van leiderschap. Soms laten politiechefs zich er zelf over uit, bijvoorbeeld in vakbladen, maar dan verbonden met journalistieke nadruk op bepaalde thema’s, of verbonden met strategische of profileringwensen. In deze bijdrage wordt via experts geanalyseerd hoe politiechefs daadwerkelijke denken over het fenomeen politieleiderschap, en hoe die manieren van denken overeenkomen dan wel verschillen. Dat doen we door twee Nederlandse korpschefs te bevragen, en de uitkomsten daarvan weer te geven. Daarbij zetten we algemener in, door duidelijk te maken hoe wij dat bevragen zien: namelijk als een poging om ‘practitioner accounts’ zichtbaar te maken, en de betekenis van politieleiderschap voor politieleiders zélf aan het licht te brengen. En we sluiten algemener af, door vergelijkenderwijs twee accounts te onderscheiden: een meer organisch praktijkbesef van politieleiderschap, en een meer gestuurd resultaatsbesef. We sluiten af met een pleidooi om de onvermijdelijkheid van beide ‘accounts’ te bezien en te borgen.